



Le Faou mag dan zijn oorsprong hebben in de feodaliteit, het imposante plein, de Place de la Mairie, wordt al eeuwen lang vooral voor de handel gebruikt. De plaats heeft toegang tot zee en land en ook de postkoets tussen Bas-Léon en Haute-Cornouaille had er een halteplaats. Via de brug die Brest met Quimper verbindt, kun je heerlijk langs de Quais Quélen wandelen. In de zomer is een bezoek aan het Maison de Pays (16de en 18de eeuw) een perfecte start voor een kennismaking met de geschiedenis van te stad. Daarna kun je de hoofdstraat met zijn oude huizen volgen en langs de kaden zwerven.
Als je de hoofdstraat afloopt, zie je een hele rij houten vakwerkhuizen staan die met hun gevel naar de straat staan gekeerd (16de eeuw). Ze laten zien hoe de huizenbouw eraan bijdroeg de handelsactiviteiten zichtbaar te maken voor reizigers. In de loop van de eeuwen kregen de gevels een bedekking van kunstig bewerkt leisteen, waardoor elk huis zijn eigen karakter kreeg. Le Faou is een van de weinige plaatsen in Bretagne waar dit type huis bewaard is gebleven. Aan het eind van deze straat vol handelsactiviteiten staat de fraaie en trotse kerk van Saint-Sauveur (16de eeuw), aan het uiteinde van de ría van de Steir Goz, de oude rivier.
Ben je op weg in oostelijke richting, neem dan de tijd voor een stop in Rumengol. Er staat een prachtige 16de-eeuwse kerk met een enclos paroissial. De kerk is beroemd vanwege de typisch Bretonse processies, pardons, ter ere van Notre-Dame de Tout Remède, waar bezoekers uit heel Bretagne op af komen. Even verder ligt het bos van Cranou, een fijne plek voor een verfrissende wandeling in de schaduw van beuken en eiken, voordat je de Monts d’Arrée gaat verkennen.
Het jasje van het traditionele kostuum uit Guémené-sur-Scorff heeft zo veel knoopjes dat er gesproken wordt over “de klederdracht met de duizend knopen”.